De praktijk van het koninkrijk
pragmatiek met gevoel
Ik ervaar nog al eens wat spanning. Zowel als kerkleider als gewoon gemeentelid: Is de kerk nu een geloofsgemeenschap of een bedrijf? Natuurlijk is de kerk allereerst en boven alles een geloofsgemeenschap, maar wanneer je kijkt naar de professionaliteit waarmede kerken nu gemanaged moeten worden, dan vraag je je soms af of we het niet hebben over een bedrijf. Vandaag is de kerk pas een kerk als het een geloofsgemeenschap is met een hoog bedrijfskundig gehalte.
Ik werd hiermee geconfronteerd, toen ik op een zondag in mijn eigen gemeente halverwege mijn preek de PowerPoint uitviel. Ik schrok, hoe onhandig ik me plotseling voelde om zonder PowerPoint te moet spreken, terwijl ik dat wel zo’n 25 jaar gedaan heb. Zijn we nu zulke professionals geworden, dat alles perfect, strak, glad en getimed moet zijn?
Is dat een juist beeld van gemeenschap? Het roept de vraag op of er nog wel plaats is om ergens lekker in de rij vals te mogen zingen, een keertje weg te kunnen dutten tijdens de preek, of dat het gewoon eens fout mag gaan in onze techniek.
Essentie
Ik raak soms zo gewend aan bedrijfje spelen dat ik de gemeenschap dreigen te vergeten. En soms raak ik zo gewend aan de trukendoos tot succesvol preken dat ik mijn hart niet meer kan uiten. En daarmee kom ik op spanning te staan met het zijn van een gemeenschap met gemeenschappelijke bezieling, roeping en beleving. Want dat is toch de essentie van de kerk, de gemeente?
Die spanning wordt nog eens versterkt wanneer de meeste gelovigen ver van elkaar verwijderd wonen en werken waardoor er dus weinig gemeenschap buiten het kerkgebouw plaatsvindt. Het is dus beremoeilijk om als kerk een levende gemeenschap binnen de maatschappij te vormen zonder "een activiteit" te organiseren.
Gelukkig kent de bijbel deze spanning ook. Ik noem die spanning: de praktijk van het koninkrijk
Hij (Jezus) zei: ‘Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen honderd drachme en zei tegen hen: “Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben.” Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man koning over ons wordt!” Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend.
- Lucas 19 :11-15
Het lijkt erop dat Jezus de tijd tussen zijn hemelvaart en wederkomst ziet als een tijd waarin zijn mensen handel drijven of zaken doen. Hij illustreert dat met bovenstaande gelijkenis, die veel weg heeft van een investeringsplan. Terecht mag je voor drachmen ook euro’s zeggen, maar evengoed ook talenten of kennis. Het gaat immers over ons aandeel in "Vader & Zonen en Dochters" – een andere naam voor het Koninkrijk.
Geen zweverige Business
De NBV heeft het over handeldrijven – WV noemt het zaken doen. In het Grieks staat er een afgeleide van pragmateo, waar wij het woord pragmatisch van kennen. Gewoon pragmatisch bezig zijn – nuchter zaken doen. Maar pragmatisme heeft als kenmerk een filosofie te zijn die zich alleen baseert op feiten en de ideologie of het spirituele loslaat. Dat roept opnieuw die spanning op:
Zonder pragmatiek word je als kerk zweverig. Maar met alleen maar pragmatiek gaat "business is business" de boventoon voeren en is er geen ruimte meer voor gevoelens. Ik denk dat een christen de praktijk van het koninkrijk mag uitvoeren door die twee in balans te houden. Pragmatisch zaken doen vanuit een overtuigende spiritualiteit. Ik probeer die balans te houden door voortdurend me te herinneren aan een aantal zaken uit deze gelijkenis:
1e Het is niet van mij
Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen honderd drachme.
Wat ik heb aan geld, gaven, talenten en inzichten, heb ik van Hem gekregen.
Dat is niet van mij, ik mag er zaken mee gaan doen. We doen het in zijn Naam.
2e Jezus vertrouwt mij
“Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben.”
Jezus vertrouwt mij dat handeldrijven toe voor een bepaalde tijd. Het feit dat Jezus mij vertrouwt, brengt mij altijd in verlegenheid – Ik sta daar steeds weer versteld van.
3e Er zal altijd strijd zijn
Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man koning over ons wordt!”
Er zal altijd tegenstand en verleiding zijn om de koning te vergeten of te verlaten. Niet alleen van buiten de kerkgemeenschap, maar wellicht zelfs van binnen uit, en vooral vanuit mijzelf! Niet altijd en overal wil ik mijn verantwoording oppakken.
4e Wees altijd bereid rekenschap af te leggen
Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend.
Ik zal op een dag rekenschap moeten afleggen over wat ik gedaan heb. En daarbij gaat het boven alles om mensen en veel minder over organisaties. Dat houdt voor mij in, dat ik dagelijks accountable wil zijn. Zo alleen zal ik het ook straks zijn. Dat dagelijkse praktiseer ik tegenover mijn vrouw, kinderen en hen die God boven en naast mij heeft gesteld. Straks is het tegenover de Eeuwige.
Een ijkpunt voor mij is daarom altijd of wat ik doe en hoe ik het doe nog de naam van Jezus kan dragen. Uiteindelijk leef en werk ik in de naam van Jezus. Ik vind het nog steeds een groot voorrecht dat de Koning mij talenten heeft toevertrouwd om in zijn naam handel te drijven ten gunste van zijn koninkrijk.